Wat is Cushing ?
Het is een zeldzame ziekte, waarvan het aantal patiënten niet bekend is. Men spreekt van het Syndroom van Cushing. De naam Ziekte van Cushing wordt alleen gebruikt als de oorzaak van het probleem gelegen is in de hypofyse.
Kenmerken
De ziekte wordt veroorzaakt door een overmatige productie van het bijnierschorshormoon CORTISOL en kan zorgen voor volgende klachten:
- dikker worden van het gezicht (vollemaansgezicht)
- centrale vetzucht (gezicht en romp) met dunne ledematen
- buffalo hump (vetophoping tussen nek en rug)
- hoge bloeddruk
- blauwe plekken (spontaan of bij geringe stoting)
- dunne kwetsbare huid
- overmatige beharing vooral op het gelaat
- striae (striemen van de huid)
- osteoporose (ontkalking van de botten)
- moeheid – spierzwakte
- slechte wondgenezing
- menstruatie stoornissen (onregelmatig of zelfs geheel verdwijnen)
- suikerziekte
- psychische veranderingen, meestal gepaard met vele depressies
Zeer belangrijke opmerking
De gewichtstoename is meestal een gevolg van de ziekte en niet van overmatige voeding.
Diagnose
Er kunnen 3 oorzaken vastgesteld worden:
- De oorzaak ligt in de bijnier.
- De meest voorkomende oorzaak is een goedaardig ACTH-producerend gezwel aan de hypofyse (soms slechts enkele mm groot).Dit hormoon ACTH stimuleert de bijnieren en laat deze hard werken, waardoor er een overproduktie van cortisol ontstaat.
- De meest zeldzame oorzaak is een gezwel dat ergens anders in het lichaam aanwezig is.
De Ziekte van Cushing komt zelden voor, en vaker bij vrouwen dan bij mannen. Om de diagnose te stellen is bloed- en urineonderzoek noodzakelijk. Het cortisolgehalte alsook de ACTH-waarden in het bloed zullen op meerdere tijdstippen van dag en nacht gemeten worden door middel van bloedafnamen, evenals de cortisoluitscheiding in 24-uurs urine. Een ander onderzoek is het maken van een CT-scan, of een MRI onderzoek.
Behandeling
Meestal wordt een goedaardig adenoom ontdekt aan hypofyse of bijnier. Dit wordt dan operatief verwijderd. Ook is een bestraling aan hypofyse soms noodzakelijk. Medicatie is zeer belangrijk, maar verschilt van persoon tot persoon. Ieder geval is apart.
Besluit
Elke patiënt is een uniek individu. Iedereen moet proberen voor zichzelf te ontdekken wat de beste behandeling is in goed overleg met een kundig arts.
Historiek
De Amerikaanse chirurg en zenuwarts Harvey Cushing (1869 – 1939) is de grondlegger van de moderne neurochirurgie. In 1932 publiceerde Cushing zijn boek ‘Intercranial Tumours’ waarin hij informatie verstrekte over meer dan 2000 door hem geobserveerde hersengezwellen. Hij zorgde voor een grote vooruitgang in de operaties van de hypofyse. Hij gebruikte verfijnde nieuwe technieken. Statistieken leveren het bewijs van zijn efficiënte aanpak. In 1923 stierven nog 17% van zijn patiënten na een ingreep. In 1931 daalde dit percentage tot 7%. In 1932 vestigde Cushing de aandacht op een verzameling van ziekteverschijnselen, het naar zijn naam genoemde “Syndroom van Cushing”. Cushing gaf een nauwkeurige beschrijving van het syndroom en meende dat het een gevolg was van een hypofysetumor. Hij zette hiermee de verdere research op het goede spoor.